Het Hof van Cassatie heeft zich op 18 september 2017 uitgesproken over de geldigheid van een koopovereenkomst met lijfrente. Het Hof heeft een arrest geanalyseerd dat door het hof van beroep van Bergen op 16 oktober 2013 werd uitgesproken. Dit arrest bevestigde de in eerste aanleg genomen beslissing om een koopovereenkomst nietig te verklaren bij gebrek aan voorwerp.
Het hof van beroep van Bergen wordt verweten artikel 1104, lid 2 (kanscontract), 1108 (geldigheidsvoorwaarden van de overeenkomsten), 1134, 1964 (kanscontract), en 1976 (vrijheid van de partijen om de lijfrente te bepalen) van het Burgerlijk Wetboek te hebben geschonden.
In 2008 werd een onroerend goed verkocht. De koopovereenkomst voorzag de betaling van een lijfrente als tegenprestatie voor de vervreemding van het goed. Deze overeenkomst werd als kanscontract gekwalificeerd. Een dergelijke kwalificatie vereist het bestaan van een kans op winst of een risico op verlies. Deze voorwaarde is essentieel voor de geldigheid van het contact. Als dit kanselement er niet is, is de overeenkomst nietig, bij gebrek aan voorwerp.
Het hof van beroep oordeelde dat het kanselement hier afwezig was. De lijfrente was aanzienlijk lager dan de jaarlijkse inkomsten dat de waarde van de blote eigendom zou hebben kunnen opleveren. De verkoopster moest nog meer dan 37 jaar in leven blijven om de totale waarde van de blote eigendom te kunnen ontvangen. Deze ‘overlevingsduur’ was echter een illusie, gezien haar leeftijd op het ogenblik van de verkoop.
Het hof van beroep had erop gewezen dat, volgens artikel 1976 van het Burgerlijk Wetboek, de lijfrente vrij te bepalen is. Deze rente moet redelijkerwijs bepaald worden om het reële en serieuze karakter van de prijs te garanderen. De afwezigheid van kans op winst voor de lijfrentegenieter en van risico op verlies voor de lijfrenteplichtigen hangen af van dit bedrag. Het hof heeft geacht dat dit kanselement niet aanwezig was, aangezien de bepaling van de prijs het risico op verlies en de kans op winst had laten verdwijnen.
Het Hof van Cassatie heeft verwezen naar de definitie van een kanscontract. Het Hof heeft bevestigd dat het bestaan van een kans op winst of een risico op verlies essentieel was voor de geldigheid van een kanscontract. Dat is het geval voor een koopovereenkomst waarbij een lijfrente vastgelegd wordt. Als dit kanselement er niet is, is een dergelijke overeenkomst nietig, bij gebrek aan voorwerp.
Het Hof van Cassatie heeft de positie van het hof van beroep bevestigd, volgens dewelke het kanselement ontbrak ten gevolge van de “afwezigheid van kans op winst voor de lijfrentegenieter en daarmee samenhangend van risico op verlies voor de lijfrenteplichtigen”. Het Hof heeft geoordeeld dat het omstreden arrest de beslissing om de betreffende overeenkomst nietig te verklaren bij gebrek aan voorwerp, wettelijk gerechtvaardigd had.
De hogere voorziening werd afgewezen.
Bron: Stradalex